Iedereen die een huisdier in huis neemt, weet dat hij er ooit afscheid van moet nemen. Helaas leven ze nou eenmaal niet zo lang als mensen.
Vorige week woensdagavond is onze wereld op zijn kop gezet. Mijn man liep met Robbie, Gijs en Mara toen ze aangevallen zijn door twee grote honden. Robbie en Gijs zijn daarbij gewond geraakt. Gijs lichtgewond, Robbie is op straat overleden.
Mijn man belde me op mijn werk. Mijn wereld stortte in. En toch is het dan nog niet echt, op de een of andere manier. Mijn moeder kwam me halen en heeft vervolgens een nieuw record gevestigd op de snelste tijd tussen Hoogeveen en Meppel en weer terug.
Toen kwam ik thuis en daar lag Robbie. En toen was het echt. Stortte de wereld nogmaals in, maar dan nóg verder. Ik wist niet dat dan kon…
Je weet in je hoofd dat zo’n moment eens komt. Dat je innig geliefde dier er niet meer zal zijn. Theoretisch dacht ik dat Robbie eerst zou gaan. Maar dat komt omdat Robbie de oudste is. Robbie was 7 mei nog jarig en is toen 9 jaar geworden. Gijs en Mara zijn jonger. Dus ja. Ik dacht altijd dat we dan de dierenarts zouden laten komen, omdat Robbie (of een van de anderen, dit scenario geldt voor alle drie) op zou zijn van ouderdom. Stram in de pootjes, staar op de oogjes. En dat je dan weet; ‘het is goed zo. Je hebt een mooi leven gehad’ Verdrietig, maar dat je er vrede mee hebt.
Dat Robbie op straat zou overlijden aan een beet van een andere hond (die vele malen groter dan hem was), dat is mijn ergste nachtmerrie. Nooit verwacht. En dat gun je niemand. Mijn man heeft voor hem gevochten maar kon hem niet meer helpen. Hij kon er op het laatst alleen maar voor hem zijn. Bij hem zijn. Zodat hij niet alleen was toen hij dit leven verliet.
Vervolgens moet je allemaal dingen gaan regelen. Naar de dierenarts met Gijs. Robbie bij de dierenarts achterlaten. En dan ga je naar je bed. Niet dat je slaapt. Ik deed geen oog dicht. Ogen uit mijn kop gejankt.
De volgende dag slaat het nog een keer in. Dan staat hij niet in de kamer achter de deur op je te wachten met een vrolijke kwispel. Klaar om naar buiten te gaan. Dan maak je niet drie bakjes met eten klaar. Zoveel dagelijkse dingen, waarin hij gemist wordt.
Sommige mensen zullen denken; ‘het was maar een hond.’ Maar een hond is altijd bij je. Je staat er mee op en gaat er mee naar bed. Ik werk minder dan mijn man, dus ben heel veel met ze thuis en ik zie ze echt als mijn beste vrienden. Ze zijn voor mij net zo belangrijk, als een kind voor een vader of moeder. Ik moet hierbij ook steeds aan René denken (mijn overleden broertje). En aan mijn ouders. Foto’s maken met je overleden kind op schoot. Foto’s maken met je overleden hond op schoot. Je wil geen kist voor je kind uitzoeken. Net zo min als ik een urn wilde uitzoeken voor Robbie. Toen René overleed was ik 11 jaar. Ik lag in het begin vaak ’s avonds in mijn bed te huilen omdat ik aan hem dacht en hem miste. Dat gaat me nu net zo. Ik mis hem. Vreselijk. Dit is geen afscheid, dit is verlies. Dit hakt er zo vreselijk in. Het voelt alsof er een stuk geamputeerd is.
Robbie heeft een prachtig leven gehad bij ons. Dat bedoel ik niet arrogant, maar we hebben altijd het belang van de honden voorop gezet. Dat zullen we ook altijd blijven doen. Altijd op vakantie naar ergens waar de honden konden lopen. Thundershirt voor Robbie, zonnebril voor Robbie (okee, die vond ie vreselijk), speciaal weekje weg om vuurwerk te vermijden, tig fijne mandjes in huis, een paar keer per week naar het bos, wandelen, wandelen, wandelen… De honden zijn ons alles.
En omdat we zo vreselijk veel van hem houden, daardoor doet het nu zo’n pijn.
Jij
Jij niet meer om ons heen.
Jij, ineens alleen.
Jij, was.
Jij, bent.
Altijd in ons hart.
(© Lutske Alma)